Voor het eerst advent…
Voor het eerst advent…

Voor het eerst advent…

Hoofdrollen en bijrollen. Je ziet het overal en het onderscheid is al zo oud als de weg naar Rome, zoals we dan zo mooi kunnen zeggen. Sommige figuren krijgen al snel de schijnwerpers op zich en anderen blijven altijd net wat meer in de schaduw. We weten allemaal wie Albert Einstein is, maar wie was zijn leraar? We kennen Johann Sebastian Bach, maar wie heeft hem geleerd te musiceren en te componeren? Zijn ouders? Wie waren zijn grote invloeden? Ook in de filmindustrie is er toch vaak meer aandacht voor de Oscar voor de beste hoofdrol (mannelijk dan wel vrouwelijk) en al weer wat minder voor de beste bijrol. En eigenlijk is dat volgens mij ook een beetje het probleem dat Johannes de Doper altijd heeft gehad in de kerk.

Natuurlijk we weten allemaal wie Johannes de Doper is. We weten zelfs wie zijn ouders zijn. Wat dat betreft zijn we alweer een stuk verder dan bij die leraar van Einstein bijvoorbeeld. Maar misschien ligt het bij Johannes de Doper dan ook iets ingewikkelder. Het probleem is namelijk dat we in de kerk al snel de neiging hebben om verder te kijken. Als we op eerste advent het verhaal lezen over Elizabeth en Zacharias die een blijde boodschap krijgen dan raast ons hoofd maar al te makkelijk door. Naar Maria die een engel op bezoek krijgt, de ontmoeting tussen Maria en Elizabeth en voor we het weten zitten we weer op de eerste rij te kijken naar het kindje in de stal. Noodgedwongen proppen we twee zwangerschappen die normaal toch wel negen maanden duren in een periode van vier weken. En het helpt natuurlijk ook niet dat we alweer omringd worden door de kerstsferen. Dat velen al precies weten wat ze gaan eten. En hoe familie- en schoonfamilie verdeeld wordt. De folders liggen al in de krantenbak en we hebben al nagedacht waar op zolder de kerstboom ook al weer lag.

Maar laten we in de kerk even een stapje terug te doen. Even rustig aan doen. Laten we even proberen om te vergeten wat nog gaat komen. Stelt u zich eens voor dat u het kerstverhaal nog nooit gehoord heeft. Of misschien nog extremer. Wat als dat kindje in de stal niet of nog niet was gekomen? En dan slaan we het boek van Lukas eens open.

En het verhaal van Lukas begint…in Jeruzalem. Rondom de tempel. De plek waar van oudsher God en mens elkaar ontmoetten.

Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in.
U, Godsstad, mogen wij ontmoeten!

Daar begonnen we de dienst mee en daar beginnen we dus nu ook ons verhaal. En we lezen het trieste verhaal van Elizabeth en Zacharias. Voorbeeldige mensen met een voorbeeldige afkomst. Afstammend van Aäron. En toch. Ze waren al wat ouder, hoe oud weten we niet precies, maar ze waren al die tijd kinderloos gebleven. En wat is nou het oneerlijke. In die tijd werd de schuld daarvoor altijd bij de vrouw gelegd. Een hele gangbare gedachte was dat kinderen een zegen van God waren en dat echtparen die geen kinderen kregen dus die zegen onthouden werd. Ze werden ergens voor gestraft. Je ziet het ook wel terug in het laatste gedeelte uit Lukas dat we lazen. Elizabeth werd door de mensen veracht staat er. Ze werd waarschijnlijk met een schuin oog aangekeken of nagekeken en er zal genoeg over haar gezegd zijn achter haar rug om. We zeggen wel eens kleine kinderen, kleine problemen…grote kinderen, grote problemen. Is het dan ook geen kinderen, geen problemen? Natuurlijk niet. Het is duidelijk genoeg dat Elizabeth en Zacharias worstelen. Ze hebben er niet bewust voor gekozen om geen kinderen te krijgen. Net zoals velen vandaag de dag ook dolgraag kinderen hadden gewild. Maar geen partner hebben gevonden, of onvruchtbaar bleken. Of om welke reden dan ook. En natuurlijk zijn kinderen in velerlei opzichten een zegen. Maar laat duidelijk zijn dat kinderloosheid geen straf van God is. Dat mag ook heel duidelijk worden uit deze tekst. Maar het is niet het enige waar dit verhaal over gaat. We gaan even verder het verhaal in.

Normaal gesproken woonden Zacharias en Elizabeth samen ergens in het bergland in het zuiden van Israël. Zacharias was daar ergens priester in een gemeenschap. Maar nu hij tempeldienst had, was Zacharias in Jeruzalem. Twee weken per jaar moesten priesters die normaal gesproken ergens aan het hoofd stonden van een lokale gemeenschap naar Jeruzalem, om daar de priesterdienst te vervullen. Dat ging per groep. En deze keer was de groep van Zacharias aan de beurt dus. En wat wil nou het toeval (of nou ja toeval)…Zacharias valt ook nog eens de eer toe om een reukoffer te verzorgen. In het heilige deel van de tempel. Een paar stappen verwijderd van het Heilige der Heilige. De meest bijzondere ruimte van de tempel. Waar de ark gestaan had als teken van Gods verbond met de mensheid. Na de ballingschap was de ark waarschijnlijk verdwenen. En Gods verbond? Zijn verbondenheid met mensen? Was die verbondenheid ook verdwenen?

God had Zijn volk in het verleden zo vaak gered. Toen ze slaven waren in Egypte. Na een periode van grote droogte liet Hij het weer regenen, konden gewassen weer groeien. Na een tijd van ballingschap voor een deel van het volk werden ze weer bevrijd. Als je aan mensen vraagt wie God is hoor je vaak als antwoord: “God is liefde”. Een prachtig antwoord. En ik denk dat velen in de tijd van Zacharias dat ook wel zouden begrijpen. Maar voor het volk was God toch vooral een redder. Een God die redt. En daaruit bleek Zijn liefde. Zijn liefde voor Zijn volk. Wie je bent blijkt uit wat je doet. Dat geldt ook voor God. Maar waarom zouden wij God dan liefde noemen? Wat doet Hij waardoor we Hem liefdevol vinden? Ik denk dat God ook voor ons nog steeds een God is die redt. Een God die ons te hulp schiet. Die trouw is en die dan ook nooit loslaat waaraan hij Zich verbonden heeft. En daar heeft God die ark niet voor nodig. Die ark was er voor de mensen. Om hen te herinneren aan hun verbondenheid met God.

Daar staat Zacharias. Rustig het offer voor te bereiden. Het hoogtepunt uit zijn carrière in zekere zin. Want dit was zo goed als zeker de laatste keer dat hij in dit heilige gedeelte van de tempel mocht komen. Het offer klaarmaken en een kort gebed uitspreken. Dat waren zijn taken. En dan staat daar ineens een engel. Kunt u het zich voorstellen? Dat je gewoon met je werk bezig bent en dat er uit het niets een engel verschijnt? Ik heb er enige moeite mee moet ik zeggen. En ik kan me ook heel goed voorstellen dat Zacharias ook even niet weet wat hem overkomt. Dat hij met stomheid is geslagen. De engel komt met een boodschap van God: “Ik heb aan jullie gedacht. Aan Mijn volk. Maar ook aan jullie in het bijzonder, Elizabeth en Zacharias. Jullie zullen een kind krijgen. Een heel bijzonder kind. Een kind dat ook een hele speciale rol gaat vervullen.”

Lezers die bekend zijn met het Oude Testament denken misschien terug aan de geboorteaankondiging van Izaäk, of van Samuël, of van Simson. In al die gevallen stond er iets bijzonders te gebeuren. Kinderen van vrouwen die in eerste instantie kinderloos waren. Maar uiteindelijk speelden zij een sleutelrol in Gods plan. In Gods reddend handelen. Geen bijrol dus, maar een hoofdrol. Een hoofdrol ook voor Johannes de Doper. Want hij is het kind van wie de geboorte wordt aangekondigd. God gaat weer iets bijzonders doen. Hij grijpt in in de geschiedenis. Hij zal laten zien wie Hij is. Daar gaat het vandaag over op eerste advent. God is onveranderlijk. Als Hij zegt dat Hij de Heer is. Dat er geen andere goden zijn. Dat Hij de enige is die redding brengt. Dat Hij werkelijk God is. Dan geldt dat niet alleen in de tijd van Jesaja. Maar ook in de tijd van Lukas, Zacharias en Elizabeth.

Die Johannes zal velen uit het volk tot God brengen. En als een boodschapper voor God zelf uittrekken. Als een heraut. Als iemand die de komst van een koning aankondigt. Relaties die door ruzie uit elkaar gevallen zijn herstelt hij weer, mensen die niet oog in oog met God durfden te staan brengt hij weer in het licht. Dichterbij God én dichterbij elkaar. Dat is wat Johannes zal gaan doen. God gaat iets nieuws beginnen. Hij zal een bron van Levend Water laten ontspringen in een dorre woestijn. Water voor een mensheid die dorstig is. Die snakt naar gerechtigheid en vrede.

Advent is net als de veertigdagentijd een tijd van inkeer. Van nadenken. Niet teveel op de feestvreugde vooruitlopen. Natuurlijk is het een heel blij verhaal dat we lazen. Een echtpaar dat een geschenk uit de hemel krijgt, een kind dat tot zegen zal zijn van het hele land. Hoe mooi wil je het hebben. Reden genoeg voor geboortekaartjes en beschuit met muisjes. Al zal dat er in die tijd nog niet echt geweest zijn. Matses met muisjes misschien. En toch kunnen we er niet aan ontkomen dat het verhaal van Elizabeth en Zacharias ook een vraag aan ons stelt. Als God een God is die redt. Als Hij steeds met ons verbonden wil blijven. Als Hij ons steeds weer op blijft zoeken als wij als schaapjes verdwalen. Of als wij als verloren zonen van huis weglopen. Als we van trots op een rots slaan. Hoe zit het dan met ons? Wat als we dit verhaal niet hadden gehad? Geen Zacharias en Elizabeth? Geen Johannes? Geen Jezus? Hoe zou het er dan voor staan?

Staat het water werkelijk tot onze lippen? Is de nood waarin wij leven zo hoog dat we ‘gered’ moeten worden? Banken die moeten in onze tijd nog wel eens gered worden. Ballen die op een doel afvliegen moeten nog wel eens gered worden. Nog even snel naar de supermarkt voordat hij dicht gaat…dat moet je soms nog wel eens redden. Maar wij?

Hebben wij dat kleine kaarsje dat hier brandt wel nodig? Met onze mooie verlichting op deze stralende (of minder stralende) morgen? We hebben onze schaapjes toch mooi op het droge? We hebben een dak boven ons hoofd? Een gevulde portemonnee en een gevulde boodschappenwagen? Misschien gaat het eigenlijk wel prima.

En nou wil ik u geen schuldgevoel aan praten. Daar zijn dominees soms nogal goed in. Wat mij betreft mag u dat zelf doen. En dat bedoel ik dan ook weer niet al te somber. Schrik niet. Maar laat advent ook een tijd van bezinning zijn. Waar is het donker om mij heen? Waar is een extra lichtje wellicht welkom? Waar zie ik eenzaamheid? Armoede? Waar kan ik iets voor een ander betekenen, maar aarzel ik? Wat is een karaktereigenschap van mezelf waarmee ik toch eigenlijk iets te vaak anderen te kort doe? Waardoor ik anderen kwets? Of waarmee ik mezelf tekort doe? Met welke vragen worstel ik? Met welk verdriet? Waar is het nu donker in onze levens? In de wereld zoals we die om ons heen zien?

Laat het verhaal van Elizabeth en Zacharias en het verhaal van de kleine Johannes de weg een beetje bereiden voor dat andere kindje dat er aan zit te komen. Een kindje waarop we geen negen maanden wachten, maar dat al binnen een paar weken in zijn wiegje ligt. Een korte tijd om ons erop voor te bereiden. De tijd gaat zo snel. Van dat kindje mogen we een heleboel verwachten. En wat dat is zou ik u dolgraag willen vertellen. Maar daar hebben we het in de kerk al zo vaak over. Het is nu advent. Dat kindje komt wel. “Hij komt, Hij komt”…het zou met wat aanpassingen ook een prachtig adventslied kunnen worden. Maar wat dat kindje komt doen, laten we het daar met kerst dan nog maar eens goed over hebben. En dan hoop ik dat u er ook bent om van dat stralende lichtje te genieten.

Ik heb deze preek gehouden op zondag 29 november 2015 in de Gereformeerde Kerk te Ouddorp. De bijbehorende lezingen waren uit Jesaja 43:10-21 en Lucas 1:5-25.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *