Ikzelf houd heel erg van mysteries. En dan bedoel ik met name de spannende detective-mysteries zoals Sherlock Holmes. Een goed en spannend plot waarbij je je halverwege afvraagt hoe de vork nou eigenlijk in de steel zit. Wat zal de ontknoping zijn? Een goed mysterie is halverwege nog niet echt opgehelderd. Pas op het moment suprême wordt het in één keer duidelijk. En dan vallen alle puzzelstukjes op hun plaats. De kleine hints die her en der verspreid lagen.
Mysteries. Normaal gesproken gaat het daar in de kerk niet heel vaak over. We doen ons best om het niet allemaal geheimzinnig en ingewikkeld te maken. Om het toegankelijk te houden. Laagdrempelig. We willen een heldere en duidelijke boodschap waarmee we iets kunnen. En daar is ook helemaal niets mis mee. Als een voorganger een onbegrijpelijk verhaal afsteekt is daar niemand mee gediend.
Toch werd ik na het lezen van Efeziërs 3:1-12 gegrepen door die gedachte van ‘het mysterie’. Dat kwam zo sterk naar voren in die tekst. Wat bedoelt Paulus daar nou precies mee? Want die tekst is, zoals overigens vaker bij de brieven van Paulus, wat pittiger en in eerste instantie wat onbegrijpelijk. Je moet er even goed voor zitten en het soms nog een keer lezen. Het is meer een soort theologische betoog. Het verhaal van de wijzen uit het Oosten (Matteüs 2:1-12) is dan weer wat bekender. En leest makkelijk weg. Maar volgens mij sluit dat verhaal van die wijzen naadloos aan bij waar Paulus het ook over wilde hebben. Volgens mij zeggen beide teksten uiteindelijk hetzelfde. Maar wat?
Heidenen. Paulus schrijft een brief aan de heidenen in Efeze. Vandaag de dag is het haast een soort scheldwoord geworden. Ongelovigen is een wat neutralere term waar je eerder de voorkeur aan zou geven. Wat dat betreft begint de tekst uit de brief aan de Efeziërs wat gek. Paulus zegt dat hij voor ‘jullie heidenen’ bidt. En misschien dat je het wel aanvoelt, misschien ook niet…maar het woord ‘heidenen’ had in die tijd een andere lading dan vandaag de dag. Een heiden was simpel gezegd iemand die niet Joods was. Het christendom ontstond in een Joodse gemeenschap. En werd door velen beschouwd als een splintergroep binnen het Jodendom. Ze hadden dezelfde geschriften aanvankelijk als het mainstream-Jodendom en ze spraken ook over de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Het enige verschil, vrij cruciaal, was dat ze geloofden dat de beloofde Messias al was gekomen in de persoon van Jezus Christus. Én, en daar werd het natuurlijk steeds lastiger, dat deze Jezus God zélf was. Uiteindelijk wordt het christendom en daarmee de vroege kerk duidelijker een aparte groep. Het wordt, onbedoeld, een aparte religie. Maar voor Paulus lag dat nog anders. Jezus was verschenen in Israël. Hij was uit het geslacht van David afkomstig. Hij vervulde talloze profetieën. In Israël had het goede nieuws voor het eerst geklonken. En het was Paulus die de opdracht had gekregen om dat goede nieuws bekend te maken buiten Israël. Aan alle volken (zo staat het in Handelingen), aan de niet-Joden, oftewel: de heidenen. Paulus gebruikt zelf een andere taakomschrijving: het is aan hem om het mysterie van Christus, het geheime plan van God, helder te maken. Om iedereen duidelijk te maken hoe de werkelijkheid veranderd is. Het mysterie van Christus. Als deze preek een detectiveverhaal zou zijn zou dat de titel zijn. Het mysterie van Christus.
En dat mysterie begint eigenlijk al bij zijn geboorte. Het kleine kindje Jezus is al in doeken én in raadselen gehuld. Geboren in armoedige omstandigheden in Bethlehem. Als kind van ongetrouwde ouders. Er zijn verhalen over engelen met boodschappen van God. Wat komt dit kind doen? En dan komen ook nog eens die wijzen uit het Oosten. Volgens hen is er een bijzonder kind geboren. Een koning voor het Joodse volk zeggen ze. Want ze hebben een nieuwe ster ontdekt aan de hemel. En dat was altijd het teken dat er een bijzonder kind is geboren.
Eigenlijk gaat het verhaal uit Matteüs 2 niet over Jozef en Maria. En eigenlijk ook niet zozeer over het kleine kindje Jezus. Niet direct. Het gaat over die ‘wijzen’ aan de ene kant en Herodes en de Joodse geestelijke elite aan de andere kant. Hoe kijken ze tegen dat kindje Jezus aan? De wijzen komen het kind aanbidden. Ze geven hem cadeaus die je aan een koning of een god zou geven. Goud, wierook en mirre. Wie ze zijn geweest weten we niet. Waar ze precies vandaan kwamen, wat ‘magiër’ precies inhield en hoe ze heetten weten we ook niet. We weten alleen wat ze kwamen doen. Het kind Jezus welkom heten in deze wereld. En Hem eer bewijzen. In zekere zin namens ‘de heidenen’. Direct na Jezus geboorte wordt al duidelijk dat Zijn leven een grotere impact heeft. Hij wordt geboren in Israël. En vervult de profetieën die uitgesproken zijn. Maar Gods blik gaat kennelijk verder.
We zijn gewend om de twee delen van de Bijbel te benoemen als Oude en Nieuwe Testament. Sommigen spreken liever over Eerste en Tweede Testament. Maar het lijkt te suggereren dat God met de komst van Jezus een streep zette door Plan A en Plan B in werking stelde. Maar dan hebben we het verkeerd begrepen. God heeft geen nieuw verbond gesloten met zijn mensen. Hij heeft geen nieuw testament gemaakt. Met de komst van Jezus zijn eigenlijk onze ogen geopend. God begon Zijn plan met het volk Israël. Hij sloot een verbond met hen. Maar had toen al de hele wereld voor ogen. Israël was het volk waarmee Hij een speciale band aan zou gaan. In hun land, uit hun volk, daar zou die Messias geboren worden. Maar die Messias kwam niet alleen voor het volk Israël, hij kwam voor de hele mensheid. Dat bleek de grote verrassing te zijn die God in petto had. Dat is het mysterie dat werd onthuld. Dat het verbond dat God met Israël sloot, dat God daarbij veel meer mensen in gedachten had. Het testament dat Hij opmaakte kende veel meer erfgenamen. Als er een gelijkenis over zou zijn geschreven zou die ongeveer zo gaan denk ik:
Er woonde eens een rijke man in een grote stad. De man wist dat hij niet meer lang te leven had. Zijn familie had zich om hem heen verzameld. Nu het einde van zijn leven dichtbij was gekomen begon hij weer verhalen te vertellen over vroeger. Hoe hij was opgegroeid in een ontzettend arm deel van de stad. Dat er thuis soms geen eten was. En dat werkloosheid een groot probleem kon zijn. Hij had hard zijn hele leven hard gewerkt. Hij was daadwerkelijk opgeklommen van krantenjongen tot miljonair. Zijn familie had de laatste jaren goed voor hem gezorgd en dat besefte hij. Hij was een echte familieman geweest. Niet lang nadat hij zijn familie vaarwel had gezegd overleed hij.
Toen kwam de dag dat de familie zich bij de notaris verzamelde. Het testament zou worden voorgelezen. Het was een verbazingwekkend kort testament van slechts twee regels: Nadat ik overleden ben, laat ik al mijn kostbare bezittingen na aan mijn familie. Als mijn familie beschouw ik ook al degenen die in armoede moeten leven in deze stad.
Ik ben niet zo’n fantastische verteller als Jezus natuurlijk. Ik doe mijn best, veel verder dan dit kom ik niet. Maar ik hoop wel dat u begrijpt wat ik met het verhaal wilde zeggen. Er is één verbond, één verbintenis, gesloten door God met de mensen. Één testament waardoor God zich aan ons verbindt. En het werd ons in twee delen bekend. Lange tijd was het onduidelijk wat God precies van plan was. Er waren hints, er waren profetieën. Maar pas toen God zelf naar deze wereld kwam, toen werd alles duidelijk. Toen God zelf als mens aan een kruis stierf. Toen bleek dat Zijn erfenis zo onvoorstelbaar groot was en dat die met onvoorstelbaar veel mensen zou worden gedeeld. Toen was het niet langer een mysterie. Uiteindelijk wil Hij het liefst het kostbaarste wat Hij heeft aan iedereen geven. Leven in eeuwigheid, leven met Hem. Dat is Zijn erfenis. Daardoor blijken we ineens allemaal broers en zussen te zijn. Snappen we wat het betekent om God ‘Onze Vader’ te noemen. Maar Hij heeft erbij gezegd dat we niet teveel op die erfenis moeten gaan zitten. Die is niet alleen voor ‘de kerk’. Voor de mensen die de moeite doen om op zondagochtend vroeg uit hun bed te komen. Het is goed nieuws voor iedereen.
Eigenlijk roept Paulus ons op om niet ons hele leven te blijven zoeken. Dít is het antwoord zegt hij. God is zichtbaar geworden in Jezus. Concreter gaat het niet worden. Het enige waar we naar kunnen zoeken is wat dat dan betekent voor ons leven. Wat het van je vraagt als dat werkelijk zo is. De rijke erfenis van een leven met God mogen we delen. En dat betekent dat we het Licht van kerst niet onder stoelen of banken moeten steken. Of in een kastje zetten. Of dat we het Licht maar binnen de veilige muren van de kerk houden.
Maar hoe doe je dat? Dat lijkt vandaag de dag de grote vraag. Geloof lijkt soms een beetje uit het straatbeeld te verdwijnen. Als je de TV mag geloven (daar is meestal wel ruimte voor) zijn er bijna geen mensen meer die in ‘iets’ geloven. Ik denk dat dat een sterk vertekend beeld is. Het allergrootste deel van de mensen denkt heus wel af en toe na of er niet meer is. Onderzoeken bewijzen dat. En de reacties die ik af en toe krijg als ik aan iemand vertel dat ik voor dominee heb geleerd bevestigen dat voor mij.
We hoeven niet direct massaal in christelijke T-shirts rond te gaan lopen of onze auto’s vol te plakken met Ichtusvissen. We hoeven niet gelijk aan al onze collega’s te vragen of ze Jezus al kennen. Maar misschien mogen we wel een beetje meer uit onze schulp kruipen. Paulus schetst het einddoel: leven met God tot in eeuwigheid. Maar dat betekent niet dat we nu al niet met God kunnen leven. Als we graag naar de hemel willen, dan betekent dat ook dat we ook nu al kunnen proberen om te leven zoals het straks zal zijn. In harmonie met anderen. Door te geven om anderen. Te werken aan een rechtvaardige wereld. Door met respect en beleid met de wereld en de natuur om te gaan ook bijvoorbeeld. Als we dat nu niet zien zitten, hoe moeten we dat straks dan gaan doen? Dan zal de hemel wellicht toch een beetje tegenvallen.
Stel je voor. Een wereld van vrede. Waar geen armoede is. Waar mensen naar elkaar omzien. Waar mensen dankbaar zijn voor wat ze ontvangen en daar ook hun dankbaarheid over uitspreken. Jezus heeft ons de hemel op aarde beloofd. Zijn Koninkrijk. Niet alleen voor straks, maar ook voor nu. Beetje bij beetje mag dat werkelijkheid worden. Als we ons niet aan ons eigen ikke vastklampen. Als we ons goud, wierook en mirre uit handen geven en naar Jezus toe gaan. Als we ons aan Hem overgeven. Dan blijft het niet bij drie wijzen. Dan volgen er nog veel meer…
Ik heb deze preek gehouden op zondag 3 januari 2016 in ‘De Morgenster’ te Hilversum. De bijbehorende lezingen waren uit Matteüs 2:1-12 en de brief aan de Efeziërs 3:1-12.
Das een aardige prosa Gerard. Ik heb het met plezier gelezen.
Gr. Alisa