In de voorbereiding van een vesper op Goede Vrijdag schreef ik twee korte verzen. De ene bedoeld om uit te spreken bij het doven van de Paaskaars, de ander bedoeld als woorden om mee op weg te gaan.
Doodse Stilte
De Paaskaars wordt gedoofd.
in deze toch al donkere tijd.
De stilte die volgt beklemt,
voelt als een eeuwigheid.
Alle warmte lijkt verdwenen,
in plaats daarvan kou en kilte
Er brandt geen lichtend baken meer.
Ons rest slechts doodse stilte…
Zonder zegen
Aan het einde van een dienst
klinkt normaal Gods onmisbare zegen
Maar op deze ene vrijdag
lijken ze te scheiden, onze wegen.
Wij gaan op weg de nacht in,
de stilte tegemoet.
Zoeken onze weg in het donker
tot de morgen ons begroet.